Bij de aanvang van het semester.

Gevraagd naar mijn gevoelens over het huidige kabinet zou ik in mij opwellende termen als "rapalje" en "janhagel" wel onderdrukken, maar ik zou toch wel moeten zeggen "onbeschaafd, zeer onbeschaafd". De krant heeft in extenso de rede afgedrukt, die ons aller premier enkele weken terug in Amsterdam heeft gehouden; deze tekst zou moeten dienen als basis voor een verplicht proefwerk Nederlands op alle middelbare scholen: wie het grootste aantal taalen stijlfouten aanstreept, heeft gewonnen. Waarom vertel ik U dit? Wel, omdat het moeilijk is de volgende generatie op te voeden in een land, waar erbarmelijk taalgebruik geen beletsel meer is om premier te worden, maar het haast wel lijkt, of erbarmelijk taalgebruik eer voorwaarde is om tot roem en eer te komen. En dat, terwijl ik U een tak van wiskunde moet doceren, waarvoor exceptioneel goed taalgebruik een vereiste is.

Alsof onze taak daardoor niet al ernstig genoeg bezwaard wordt, grijpt bovendien de overheid hevig in op het Universitaire bestel zelve, daarin gesterkt door de overtuiging, dat het welzijn van "The Great Unwashed" niet beter gediend kan worden dan door de afschaffing van zeep. Ik moet U, die de oorlogsjaren niet meer aan den lijve hebt meegemaakt, L.de Jong's werk over Nederland in die barre tijden ter lezing aanbevelen: U zult daar een voortreffelijke beschrijving vinden van de persoonlijke conflictsituaties, die thans veroorzaakt worden door de WUB, een wet, welke met enig recht helaas als bezettingsmaatregel gekarakteriseerd kan worden.

Het meest benarde evenwel is, dat we in dit gezagsgetrouwe Nederland thans zijn opgezadeld met een regering, die zoveel ideologie in haar beleid doet, en voor het eerst begin ik enig gevoel te krijgen voor de pressie, waaraan intellectuelen aan gene zijde van het ijzeren gordijn blootstaan. Dat is een beangstigende observatie.

Wie laat merken de ideologie van de huidige regering niet te onder- schrijven, maakt zich nl. verdacht. Wie een analogie voelt tussen de ver- vanging van "de leerstoel" van weleer door "de vakgroep" van thans en de vervanging van het huwelijk door de commune, en twijfelt of deze vervangingen verbeteringen zijn, maakt zich een suspect dissident en ieder weet, wat er met dissidenten gebeurt: zij worden geweerd en gebannen. Dat ik geen spookbeelden oproep, blijkt uit de advertenties die bij vacatures voor wetenschappelijke Universitaire functies worden geplaatst. In deze advertenties wordt maar al te vaak zonder blikken of blozen "de bereidheid tot samenwerking" als de meest vanzelfsprekende zaak gevergd. Dat de nieuwe funct onaris niet tegenwerkt, is een redelijk verlangen, maar als hij zijn wetenschappelijke plicht beter als solist denkt na te kunnen komen, wordt dit kennelijk al ervaren als strijdig met het heilig ideaal. Ook heb ik al in meer dan één advertentie gezien, dat van de nieuwe functionaris verlangd werd, dat hij de doelstellingen (!) van de WUB onderschreef. Kortom: hij mag geen dissident zijn, hij mag niet vrezen, wat in zo'n advertentie al uitkomt, nl. dat de zg. democratisering de Democratie ondergraaft.

Dit is een heel ernstige zaak en ik wil —verplicht als ik geacht word tot Uw maatschappelijke vorming bij te dragen— mijn college dan ook niet aanvangen, zonder U hierop te hebben gewezen.