Derde toespraak, najaar 1975.

De toenemende verbreiding van het mechanisch mensbeeld heb ik vorige week genoemd als voornaamste oorzaak van de opkomst der charlatannerie; charlatannerie in alle geledingen en op alle niveaus, mogen wij in het moderne jargon wel toevoegen. Heden wil ik U op enkele specifieke consequenties van dit mechanisch mensbeeld wijzen, consequenties waarmee wij, dwz. U en ik, in dit instituut van wetenschappelijk onderwijs —en dit met evenveel nadruk op het adjectief, als op het substantief!— om de haverklap te maken hebben.

Om te beginnen zijn er de educatieve praktijken, die door een mechanisch studentbeeld geinspireerd worden. De student is een nummer, een inschrijvingsnummer om precies te zijn. Dit is, wat U op de eerste dag krijgt ingeprent: zonder inschrijvingsnummer bent U niets, bestaat U niet eens als student. Daarna mag U deel hebben aan het proces dat de psychologen, sinds ze het "kennisoverdracht" hebben genoemd, denken te begrijpen. U bent nu spons met gemiddeld voorspelbare opzuigeigenschappen: via multiple choice tentamina en andere formulieren voor imbecielen is vervolgens Uw objectief gemeten opzuigvermogen voer voor statistici. Ik dacht, dat er belangrijkere zaken zijn, dan wat de spons heeft opgezogen, bv. of U van een college genoten hebt, of U het ervaren hebt als een verrijkende ervaring die U uw leven bij zal blijven. Maar de mechanische student heeft geen leven, laat staan een geestelijke rijkdom, en dat de multiple choice vragen aan dergelijke impondera- bilia voorbijgaan, deert de moderne onderwijsorganisator niet.

En dan zijn er de educatieve praktijken, die door een mechanisch docenten- beeld worden opgeroepen. Er was een tijd, dat hoogleraren college gaven en studenten dictaat maakten. Daarna kwam de syllabus, het van te voren uitgereikte collegedictaat. Daar was aanvankelijk niets op tegen: het dictaat werd uitgereikt in de veronderstelling, dat de student lezen kon en gaf de docent meer tijd, en daarmee meer vrijheid zijn onderwerp te omspelen. Maar het mechanisch docentenbeeld heeft aan het vooraf uitgereikte collegedictaat een andere rol toebedeeld, nl. de rol van het zigzag gevouwen boek in een draaiorgel: de docent had zich aan zijn tekst te houden! Al dat oncontroleerbare, onvoorspelbare initiatief, dat moest maar eens afgelopen zijn! Als hoogleraren ieder jaar hun college zouden veranderen, hoe kunnen we dan in hemelsnaam tentamenuitslagen van opeenvolgende jaren zinvol statistisch vergelijken?

De volgende slag is, dat het collegedictaat niet meer door de verantwoordelijke docent zelf, maar door een daartoe ingestelde commissie wordt opgesteld. Ik gebruik expres het woord "opgesteld", het woord "geschreven" wil ik niet meer gebruiken, omdat dit nog een "schrijver" vooronderstelt.... Een tekst, waarmee alle commissieleden kunnen instemmen, is nimmer aanstootgevend, nimmer intellectueel prikkelend, en visie wordt vervangen door een kleurloos mengsel van versleten vooroordelen.

De managers hanteren immer een uiterst mechanisch mensbeeld, want zonder dat zou de grond onder hun activiteit wegzinken. Het bedenkelijke is, dat zij immer hun invloed aanwenden om in naam van de "management visibility" —dit is een auto- noom doel geworden!— alles wat door originaliteit kan verrassen te vervangen door voorspelbare flauwe kul. Het steeds verstikkender centralisme, op landelijke schaal bedreven door het departement van O. en W. en op locale schaal nagestreefd door universiteitsen hogeschoolraden, past volledig in dit beeld. Het is de wurgpaal voor de intellectueel en de kunstenaar.

En nou heb ik het nog niet eens over "geprogrammeerde instructie" gehad!