Vierde toespraak tot mijn studenten.

Kort na de tweede wereldoorlog, toen U nog niet bestond, vestigde mijn leraar voor natuurkunde onze aandacht er op, dat we het Stenen Tijdperk gehad hadden, daarna het Bronzen Tijdperk, daarna het IJzeren Tijdperk en daarna, in Nederland tenminste, de Gouden Eeuw, maar dat de 20ste eeuw de historie zou ingaan als de Eeuw van de Incompetentie (waarna hij overging tot de orde van de dag). Ik wil daar, meer dan een kwart eeuw later, nog wel een bescheiden schepje bovenop leggen: hij zal in de historie geboekstaafd worden als de Eeuw van de Fraude. Het gaat hier om het wijdverbreide verschijnsel, dat de zandstrooiertjes vergoelijkend aanduiden met "wishful thinking", maar voor onbestrooide ogen niet anders is dan gewoon, vulgair bedrog, nl. het bedrog dat daaruit bestaat, dat het verlangen iets te doen, klakkeloos vervangen wordt door het geloof, en daarna de pretentie, zulks ook te kunnen.

We kennen ze allemaal: de economen, wier deskundigheid de recessie niet verhinderd heeft, de marketing deskundigen op wier advies producten op stapel zijn gezet, die we nu aan de straatstenen nog niet kwijt kunnen, de psychologen en paedagogen, die met de mammoeth het middelbaar onderwijs platgewalst en de eindexamenbul tot een vodje papier gemaakt hebben, de sociologen, die de verloedering in het besturen van de gemeente Amsterdam zo deskundig begeleiden, etc. We kennen ze allemaal, de zich in pseudo-wetenschappelijkheid verhullende kwakzalvers.

Dit grootscheepse bedrog is helaas nu zo wijdverbreid, dat allerlei jonge mensen niet beter meer weten, of het hoort zo. Zij vinden het de normaalste gang van zaken als een stel dilettanten, in plaats van te regeren, doelloos aan het roer van het schip van staat rukt en deze panische activiteit dan ook nog presenteert als onze glorieuze vaart naar de socialistische heilstaat; zij vinden het normaalste zaak van de wereld, wanneer het wetenschapsbeleid op ministerieel niveau wordt toevertrouwd aan een gesjeesd student en op plaatselijk niveau aan een allegaartje, dat in universiteits- of hogeschoolraad op verbale stokpaardjes zijn ideologische toernooien opvoert.

Met al die opdringerige charlatannerie om ons heen lijkt het voor velen steeds moeilijker om nog onderscheid te maken tussen de vele kwakzalvers en de enkele vakman, tussen de met veel propaganda aangesmeerde leuzenmakerij en de werkelijk, en dus bescheiden competentie. Velen hebben de moed, dit impopulaire onderscheid te maken, opgegeven en reageren met "Ach, het is allemaal één pot nat." en scheren gemakshalve iedereen, die iets te zeggen heeft, over de kam van de praatjesmakers. Het door de zogenaamde "soft sciences" geinstitutionaliseerde bederf heeft het zaad der desillusie in de wetenschap uitgestrooid, waaruit 't inmiddels alom verbreide anti-intellectualisme is voortgesproten. Dit is verontrustend, want nu wordt met het inderdaad smerige badwater een waarlijk schoon en onmisbaar kind weggegooid.

Want onmisbaar is het kind! Lang is de lijst van organisaties, die nadat ze iets geentameerd hadden, waarvoor de competentie ontbrak, hetzij op de fles zijn gegaan, dan wel kans gezien hebben het vege lijf te redden door, dankzij gechicaneer, de maatschappij met hun minderwaardig product op te zadelen. Zo redden soms firmas hun bestaan, soms regeringen, soms denken ook universiteiten zo hun hachje te kunnen redden: afstudeerrichtingen, waarvoor de wetenschappelijke discipline, die hen schragen moet, vooralsnog ontbreekt en die de studenten uiteindelijk met een leeg hoofd afleveren, zijn daarvan een schrijnend symptoom.

Na U gewaarschuwd te hebben, geen slachtoffer van academisch bedrog te worden, gaan wij over tot de orde van de dag.