Tweede toespraak tot mijn studenten, voorjaar 1976.

Voor de fabrikant van, zeg, Purgatorium Toiletzeep, is het niet zo moeilijk om uit de verkoopscijfere af te leiden, hoeveel stukken Purgatorium Toiletzeep er per maand door het Nederlandse volk gebruikt worden. Wil men echter er ook achter komen, door welk percentage van het Nederlandse volk deze stukken zeep worden opgemaakt, dan grijpt men naar het hulpmiddel der enquete. Enqueteurs en enquetrices worden op de mensheid losgelaten met de vraag "Gebruikt U Purgatorium Toiletzeep?" en dan maar turven! Afgezien van de hinderlijkheid voor de burgerij is tegen deze werkwijze geen ernstig bezwaar te maken.

Bedenkelijker wordt het wanneer oppervlakkig gezien naar feitelijke informatie gevraagd wordt, terwijl bij nader inzien de vraagstelling onduidelijk of slecht van toepassing is. Zo zijn in de afgelopen jaren de Nederlandse hoogleraren, wier professionele verantwoordelijkheid zich zoals bekend over onderwijs en onderzoek uitstrekt, geteisterd door enquete-formulieren, waarop zij geacht werden in te vullen, hoeveel percent van hun tijd zij aan onderzoek, en hoeveel percent van hun tijd zij aan onderwijs besteedden. Bij de invulling treedt onmiddellijk het probleem op, dat je een heleboel dingen doet, waarvan je nauwelijks weet of je het als onderzoek of onderwijs moet beschouwen: vaak is het beide tegelijkertijd. Hier komt dan nog bij, dat je drommels goed weet, dat het ene uur von de dag het andere niet is! De bezwaren tegen de onzekerheid hoe je dit formulier moet invullen, worden weggewuifd met de opmerking, dat het formulier door zovelen wordt ingevuld, dat de verschillen in interpretatie der categorieen wel wordt uitgemiddeld. Ik heb dat altijd een heel bedenkelijke opmerking gevonden. Dat je door optellen en delen kunt middelen, weet een kind; dat bij dubieuze uitgangsgegevens, waarvan niemand eigenlijk weet, wat ze voorstellen, het gemiddelde plotseling een relevant gegeven zou zijn, wil er bij mij maar moeilijk in. Naar de Waarheid zoeken door alle Leugens te middelen kan slechts gerechtvaardigd worden door het dogma, dat de Middenweg altijd Gulden is....

Werkelijk abject wordt de hele enqueteringsrage, als do enqueteurs naar opinies gaan vragen: "Bent U voor of tegen ....?" en vul dan maar in: abortus, de NAVO, kernenergie, democratisering en zo voort. Het soort zaken, dat hier dan aan de orde gesteld wordt, is altijd van dien aard dat een ieder met een weloverwogen oordeel dit nimmer in een bit informatie kan samenvatten. Van dit soort enquetes gaat evenwel de suggestie van het tegendeel uit. Voorts suggereert het feit, dat aan elk antwoord evenveel gewicht zal worden toegekend, dat aan elk antwoord ook evenveel gewicht toekomt, en dat iedereen, door het loutere feit van geenqueteerd te worden, op zijn opinie, hoe onrijp ook, recht heeft. Als —en dat lijkt steeds gebruikelijker te worden— weigering om aan de enquete mee te werken als moreel verwerpelijk wordt voorgesteld, gaat van de hele procedure een pressie uit met een opinie voor de dag te komen en zich een oordeel aan te meten.

Dit is dezelfde pressie die uitgaat van alle happenings waarin middelbare scholieren en studenten worden aangespoord te "discussieren" over onderwerpen, waarvan ze onvoldoende verstand hebben. Hierbij is het onderliggend dogma, dat dat ook helemaal niet nodig is; sommigen zullen misschien zelfs verdedigen, dat kennis van zaken de zuiverheid van het intuitieve oordeel alleen maar kan vertroebelen.

Opinie-enquetes en genoemde happenings vormen een ernstige bedreiging voor een van de meest essentiele acadetnische vrijheden, nl. het recht je van een opinie te onthouden en je oordeel op te schorten.

Overigens ben ik van oordeel, dat er op Hilversum 4 minder moet worden gezeverd.