WASSERMAN, Anthony I. en Peter FREEMAN (Eds.). Software Engineering Education. Needs and Objectives. Proceedings of an Interface Workshop. New York/Heidelberg/Berlin. Springer-Verlag, 1976 . 159 blz., prijs DM 24,—.

Voor hun verslaglegging hebben de verzorgers de rapporten van Neur en Randell, resp. Buxton en Randell van de NATO Conferences on Software Engineering (1968, resp. 1969) gekozen, en zij lijken hun voorbeelden getrouw gevolgd te hebben, zolang men hun tekst niet te nauwkeurig leest: de overeenkomst is nl. slechts oppervlakkig. Hadden de modellen betrekking op conferenties die een week duurden, ditmaal ging het om een “Interface Workshop” van slechts ÈÈn dag. Een nog belangrijker verschil is dat, terwijl de NATO conferenties een internationale aangelegenheid waren, het hier een Workshop betrof met louter Amerikaanse deelnemers, die zich volledig beperkt hebben tot de verhoudingen in de U.S.A. .

Het gevolg is een rapport waarin de Europese informaticus met een educatieve verantwoordelijkheid ten aanzien van “Software Engineering” weinig inspiratie vinden zal. Voor de lezer met een bredere belangstelling, en vooral voor de lezer die geinteresseerd is in de verhouding tussen de Amerikaanse universiteiten en het Amerikaanse bedrijfsleven, is de tekst echter uiterst boeiend, zij het niet opwekkend.

Zo werpt het rapport —vooral in de weergegeven discussies— een schril licht op de nauwelijks voorstelbare achterlijkheid van de programmeringspraktijk zoals die blijkbaar nog bij vele commerciele machinegebruikers vigeert. Ik had in mijn onschuld gedacht dat inmiddels het inzicht gemeen goed is, dat men het coderen moet uitstellen totdat men tot een bevredigend ontwerp is gekomen (en dat met dit ontwerp als regel driekwart van de totale tijd gemoeid is). Mij vielen wel de schellen van de ogen toen ik de uitspraak van R.Brown (Hughes Aircraft) las: “Because prior to that nobody had ever done designing in the group. Design—a structured chart and HIPO for each module, without writing any code, had never been done before. We had never come anywhere close to having a design before writing code. We now do that on some projects.”, een citaat waaruit ik slechts kan concluderen, dat ze tot voor kort als kippen zonder kop geprogrammeerd hebben. Wie denkt, dat ze inmiddels bij Hughes Aircraft het licht gezien hebben, komt bedrogen uit, want even later blijkt de werkwijze “Bezint eer ge begint.” door de managers niet geaccepteerd te worden: “..they don’t do it, and they don’t really understand it or accept it at the managerial level.”

De universitaire sprekers huldigen bijna allen de opvatting, dat de academische opleiding de student dient voor te bereiden op en vertrouwd te maken met het industrieel werkklimaat; van hen verzet slechts professor William McKeeman tegen wat hij “Obedience training” noemt. Het sterkste verzet tegen deze taakopvatting van de universiteiten kwam ... uit het bedrijfsleven, bij monde van Robert D. Merrell (Burroughs Corporation): “With regard to education, there seems to be a theme in making sure that all of our curricula include a very heavy dose of realism. This is something that I really would not like to see, because one of the things that is delightful about young people coming into industry is that they are so naive that they will try anything. And I really enjoy that. [...] I really hate to see you corrupt them with all that realism. Let them be idealistic. Let them go and do great things.” Ik ben bang, dat Merrell bij die gelegenheid een roepende in de woestijn is gebleven.

 

  prof.dr.Edsger W. Dijkstra