Tiende toespraak, najaar 1975.

In dankbaarheid herinner ik me een lezing van een linguist over de WUB en de moeilijkheden, die bij de toepassing van deze wet waren gerezen. Op overtuigende wijze herleidde de spreker de toen heetste hangijzers op het erbarmelijke Nederlands, waarin de betrokken passages in de Memorie van Toelichting op deze wet gesteld waren. Deze lezing sterkte mij niet alleen in de overtuiging, dat ten Departemente een stel dilettanten de boventoon voeren, maar ook in een veel algemenere overtuiging, nl. dat geen product beter kan zijn dan de taal, waarin het besproken, ontwikkeld en gedocumenteerd is.

Ik moest hieraan terugdenken, toen ik mij onlangs door de zg. "Proeve van een beleidsvisie" heenworstelde, opgesteld door een gezamenlijke werkgroep van hogeschoolraad en college van bestuur van de THE. In eerste instantie is het een woordenbrij; wie tracht zich hier een weg doorheen te banen gaat het ervaren als een moeras, en de uiteindelijke indruk is, dat hogeschoolraad en college van bestuur bezig zijn, in dit verbale drijfzand verzwolgen te worden.

Nog niet murw —ik sla dit soort stukken meestal over— zie ik nog de overmaat aan neologismen en raak ik van een gepaste achterdocht vervuld door de hoge frequentie van woorden en uitdrukkingen, die niet alleen niet tot ons actieve vocabulaire behoorden, maar die zelfs in mijn van Dale niet te vinden zijn. Ik noem het figuurlijk gebruik van "invalshoek" als een van de onschuldigere voorbeelden van een veranderend taalgebruik, dat ik geen verbetering kan vinden. Grotesk is het woordgebruik van een van de commentatoren —nota bene iemand, die zich elders beklaagt over de leesbaarheid van de proeve zelf!— , die zich in zijn commentaar bedient van termen als "geĆ«xpliciteerd", "gegevenheid" en "doelgroepen". Onnodig hieraan toe te voegen dat mijn van Dale mij hier niet kon helpen.

Erger wordt het, wanneer over "geintegreerde beleidsvorming" gesproken wordt. Wat betekent dat in Godsnaam? Het substantief "beleidsvorming" staat niet in mijn van Dale en is dus kennelijk weer zo'n nieuwertje; met wat goede wil kan ik daar nog wel een betekenis aan toekennen. Maar wat moet dat "geintegreerd"? Volgens het woordenboek moet dat betekenen "volledig gemaakt", maar waar slaat dat op? Syntactisch slaat het op de vorming en niet op het gevormde beleid... En wat betekent in dit verband "volledig" eigenlijk? Ik ben bang, dat het niets betekent.

Een hoogtepuntje onzin levert het volgende citaat: "Hiernaast moet het leveren van een bijdrage aan de zelfontplooiing van de studenten als een belangrijke taakstelling van de hogeschool worden beschouwd; deze zelfontplooiing dient, zeker voor wat betreft de ingenieursopleiding, mede te worden geplaatst in het kader van de maatschappelijke dienstverlening." Het wordt vervelend op te merken, dat het woord "taakstelling" niet in mijn van Dale voorkomt en dat waarschijnlijk gewoon "taak" bedoeld is geweest. Zo er al iets bedoeld is! Want wat dachten we van het eveneens niet in van Dale voorkomende woord "zelfontplooiing"? Als U denkt, dat de betekenis daarvan vanzelfsprekend is, vestig ik er wel de aandacht op, dat blijkens bovengenoemd citaat de hogeschool geacht wordt er een bijdrage aan te leveren! En denk er om, die zelfontplooing dient "mede te worden geplaatst in het kader van de maatschappelijke dienstverlening." Mede met wat? Ach, laat maar... het kader van de maatschappelijke dienstverlening is ook maar een loze kreet.

Als klap op de vuurpijl leert het document ons, dat het niet-bestaande woord "inzichtelijk" tegenwoordig een adjectief is. De bestuurlijke problemen van de THE hoeven ons niet meer te verwonderen.