Vijfde toespraak tot mijn studenten, voorjaar 1976.

Vandaag moet ik Uw aandacht vragen voor de z.g. "Buxton index", ingevoerd door collega John Buxton te Warwick University. Toen hij als employee van een raadgevend bureau te maken had met een enorme scala van personen en organisaties, realiseerde hij zich, wat het meest significante criterium was, volgens hetwelk hij deze personen en organisaties op een lineaire schaal zou kunnen uitzetten. Het is de lengte van de periode in de toekamst, waarover iets of iemand plannen maakt; gemeten in jaren heet deze maat sindsdien de Buxton index.

Die verschillen zijn inderdaad enorm. De ware Christen heeft voor zijn morele leven een oneindig grote Buxton index, het klassieke huwelijk wordt met een Buxton index van ongeveer vijftig gesloten, wetenschappelijk onderzoek wordt met een Buxton index van ongeveer tien bedreven —niet omdat de onderzoeker niet verder in de toekomst zou willen kijken, maar omdat het verre toekomstbeeld te vaag wordt— scholieren hebben vaak een Buxton index, die niet veel groter is dan het aantal jaren, dat hen van het eindexamen scheidt, en het kleine kruideniertje op de hoek heeft een Buxton index van driekwart.

Het is evenwel niet de breedte van het spectrum, dat de Buxton index zo significant maakt. Hij is significant om een heel andere reden. Samenwerking tussen personen en instituten met een drastisch verschillende Buxton index is nl. niet alleen ineffectief, maar loopt op ruzie uit, omdat de partners elkaar morele verwijten gaan maken. Degene met de langste Buxton index verwijt de andere kortzichtigheid, degene met de kortste Buxton index verwijt de ander alle mogelijke vormen van plichtsverzuim, omdat hij zich voor de urgente noden van vandaag niet interesseert. Het belang van de Buxton index is, dat het deze verschillen van instelling uit het vlak van de morele veroordelingen trekt en daardoor bespreekbaar maakt. Het is een techniek volgens welke een niet functionerende samenwerking zonder verwijten en zonder poging een irreele schuldvraag te beantwoorden, kan worden beeindigd.

Vele mensen taxeren Buxton indices te groot, en voor hen is het een verrassing te horen, dat het merendeel van de grote industrieen, wereldconcerns incluis, een Buxton index hanteert van zo om en nabij de zes, waarbij alleen de olieconcerns duidelijk hoger komen.

Het is ook boeiend, om de Buxton indices van regeringen te observeren. In de Verenigde Staten van Amerika is het bijvoorbeeld heel duidelijk hoe een naderende presidentsverkiezing ten aanzien van allerlei beleid de Buxton index doet inkrimpen. Dez contractie heeft een zo bekende oorzaak, dat iedereen zich van de contractie bewust is, waardoor de nadelige gevolgen beperkt blijven. Minder bekend, en daardoor gevaarlijker, is het feit dat in z.g. "moeilijke tijden" regeringen de neiging vertonen met een kleinere Buxton index te gaan werken. De reden is duidelijk: regeren is en blijft vooruit zien. Maar in moeilijke tijden heeft men behoefte aan een scherper beeld van de toekomstmogelijkheden; zonder wezenlijke versterking van de prognostische middelen komt men aan de behoefte van een scherper beeld tegemoet, door minder ver vooruit te zien.

Hoger onderwijs is vanouds een gebied geweest, dat een exceptioneel hoge Buxton index vereist: het duurt ten minste vijf jaar voordat men een nieuwe opleiding op poten heeft staan en het duurt dan nog sens vijf jaar voordat een dergelijke nieuwe opleiding de eerste afgestudeerden opbrengt. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat bij dit kabinet met een duidelijk contraherende Buxton index het hoger onderwijs het kind van de rekening wordt.

Overigens ben ik van oordeel, dat er op Hilversum 4 minder moet worden gezeverd.