Elfde toespraak tot mijn studenten, voorjaar 1976.

De professionele omgang met grote aantallen mensen werkt verloederend. Van de generale staf is dat bekend: voor en na de veldslag tellers ze de activa: zoveel tanks, zoveel vrachtwagens, zoveel kanonen, zoveel mensen... Van alle eenheden is een prijs vastgesteld, zodat na afloop in dollars, guldens, ponden of roebels precies bekend is, hoeveel de veldslag gekost heeft. Het enige verschil in de diverse boekhoudingen is de verhouding der prijzen van de verschillende eenheden: in dollars is een mens relatief duurder dan in roebels. En wie daarin geen compliment voor de 200-jarige wil zien, kan schamper opmerken, dat dat allemaal komt omdat in het kapitalistische systeem oorlogstuig als tanks en kanonen zo goedkoop gemaakt kan worden, maar dat vind ik dan een zure opmerking. Elk systeem, dat de relatieve waarde van een mens doet toenemen, juich ik toe; ik ben dan ook een groot voorstander van geboortebeperking, desnoods met terugwerkende kracht.

U moet evenwel niet denken, dat deze verloedering zich tot generaals beperkt. Hebt U wel eens met een vervoerswegen gesproken? Voor hem zijn "reiziger-kilometers" net zulke eenheden als "tonmijlen". We mogen ze geen ongelijk geven, sterker zelfs, ik voel vaak medelijden met de NS in me opkomen: als ik de stinkende horde zich in Amsterdam-Centraal zie verdringen en zich in de trein zie misdragen, denk ik vaak bij mezelf "Ik vervoerde liever erts...".

Als U wegens ontstentenis van een vervoerswezen in Uw kennissenkring niet begrijpt, wat ik bedoel, zoek dan een verzekeringswezen op: hoe hij tegen een jonggehuwde man over "een prettige weduwedekking" praten kan, is hoogst verhelderend. En als U die ook niet vinden kan, neem dan een hoofdverpleegster, een personeelschef, een vakbondsleider of een onderwijsdeskundige. U kunt dan naar keuze gereduceerd worden tot een patient, tot een plaatsingsprobleem, tot een contribuant of tot een cognitief complex.

De conclusie dringt zich op, dat wij met grote aantallen eigenlijk geen raad weten, en het zou verhelderend zijn, wanneer wij eerlijk toegaven, dat de meeste mensen nauwelijks tot tien kunnen tellen, en grotere getallen slechts veinzen te kunnen hanteren door er nullen achter te zetten. Het zou eveneens verstandig zijn er serieus rekening mee te houden dat de verloedering in het huidig onderwijs —zowel midelbaar als hoger— kenmerkt, wel eens het onvermijdelijk gevolg van de schaalvergroting kon zijn.

Als dat zo is, moeten we, daarom alleen al, wat vraagtekens plaatsen bij wat ik in modern Nederlands geloof ik als "het vakgroepgebeuren" moet aanduiden, "dat ergens bij mij overkomt als een nostalgische hang naar participatieve geborgenheid in de persoonlijke motivatie tot de educatief-wetenschappelijke taakstelling met betrekking tot het kader van de gelijke kansen voor het volk in de regio." Ik bedoel maar, dat "zuiver maatschappij-critisch gezien" natuurlijk, de instelling van vakgroepen boerenbedrog is, als hiermee een schaalverkleining beoogd wordt, die de ongewenste gevolgen van de schaalvergroting zou moeten compenseren.

Je kunt natuurlijk proberen een uit zijn krachten gegroeide faculteit in vakgroepen te versnipperen en van voornoemd vakgroepgebeuren een zo tijdrovend gezelschapsspel te maken, dat tenslotte niemand meer de tijd heeft om over de grenzen van zijn eigen snipper heen te kijken. Maar om dit streven te laten slagen, moet met het hoger onderwijs wel bemannen met bijziende struisvogels, die niet meer zien, dat op het ministerie de sfeer heerst van de generale staf, van het openbaar vervoer en het verzekringswezen. U bent slechts consument van studieeenheden.

Overigens ben ik van oordeel, dat er op Hilversum 4 minder moet worden gezeverd.